

Tekst bestaat in Adobe Photoshop uit op vectoren gebaseerde omtrekken, oftewel wiskundig gedefinieerde vormen die de letters, cijfers en symbolen van een lettertype beschrijven. Veel lettertypen zijn beschikbaar in verschillende opmaken, en de meest gebruikte opmaken zijn: Type 1 (ook wel PostScript-lettertypen genoemd), TrueType, OpenType, New CID en niet-beveiligde CID (alleen Japans).
Photoshop behoudt de op vectoren gebaseerde omtrekken van tekst en gebruikt deze wanneer u de schaal van tekst wijzigt, tekst vergroot of verkleint, een PDF- of EPS-bestand opslaat of de afbeelding afdrukt op een PostScript-printer. Hierdoor is het mogelijk tekst te produceren met scherpe, resolutie-onafhankelijke randen.
Als u bitmaptekstlagen importeert die zijn gemaakt in oudere versies van Photoshop of Photoshop Elements, kiest u Tekst > Alle tekstlagen bijwerken om de tekst om te zetten in op vectoren gebaseerde tekst.
Er wordt geen tekstlaag gemaakt voor afbeeldingen in Multikanaal-, Bitmap- of Geïndexeerde-kleurmodus, omdat lagen niet worden ondersteund in deze modi. In deze afbeeldingmodi wordt de tekst in pixels omgezet en op de achtergrond geplaatst.
Wanneer u tekst maakt, wordt een nieuwe tekstlaag toegevoegd aan het deelvenster Lagen. Als u een tekstlaag hebt gemaakt, kunt u de tekst op de laag bewerken en er laagopdrachten op toepassen.
Als u eenmaal een tekstlaag hebt gewijzigd waardoor deze moet worden omgezet in pixels, zet Photoshop de op vectoren gebaseerde tekstomtrekken om in pixels. In pixels omgezette tekst beschikt niet meer over vectoromtrekken en kan niet meer worden bewerkt als tekst. Zie Tekstlagen omzetten in pixels.
U kunt de volgende wijzigingen aanbrengen in een tekstlaag en toch de tekst nog bewerken:
Als u een tekstlaag gedeeltelijk wilt transformeren, dient u de tekstlaag eerst om te zetten in pixels.
Laagstijlen gebruiken.
Snelkoppelingen voor opvullen gebruiken (zie Toetsen voor tekenen).
Tekst verdraaien op basis van verschillende vormen.
Er zijn drie manieren om tekst te maken: op een punt, in een alinea en langs een pad.
Punttekst is een horizontale of verticale lijn met tekst die begint op de plaats waar u in een afbeelding klikt. Het invoeren van tekst op een punt is een handige manier als u enkele woorden aan uw afbeelding wilt toevoegen.
Alineatekst werkt met grenzen voor de horizontale of verticale doorloop van tekens. Het invoeren van tekst op deze manier is handig als u een of meer alinea's wilt maken, bijvoorbeeld voor een brochure.
Tekst op een pad loopt langs de rand van een open of gesloten pad. Wanneer u horizontale tekst invoert, verschijnen er tekens langs een pad dat loodrecht op de basislijn staat. Wanneer u verticale tekst invoert, verschijnen er tekens langs een pad dat parallel aan de basislijn loopt. In beide gevallen loopt de tekst in de richting waarin punten aan het pad zijn toegevoegd.
Als u meer tekst invoert dan binnen de alineagrens of langs een pad past, verschijnt er een klein vak of cirkel met een plussymbool (+) in plaats van een handgreep in de hoek van de grens of het ankerpunt aan het eind van het pad.
Als u met een teksttool klikt in een afbeelding, wordt de bewerkingsmodus van de tool geactiveerd. In de bewerkingsmodus van de teksttool kunt u tekens invoeren en bewerken en een aantal andere opdrachten uit de verschillende menu's uitvoeren. Voor bepaalde bewerkingen moet u echter eerst de wijzigingen in de tekstlaag vastleggen. In de optiebalk kunt u zien of de bewerkingsmodus van een teksttool actief is: als de knop Vastleggen en de knop Annuleren
worden weergegeven, is de bewerkingsmodus actief.
Wanneer u punttekst invoert, vormt elke regel met tekst een afzonderlijk element. De lengte van een regel neemt toe of af tijdens het bewerken, maar loopt niet door naar de volgende regel. De ingevoerde tekst verschijnt in een nieuwe tekstlaag.
U kunt punttekst ook transformeren in de bewerkingsmodus. Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt. Er verschijnt een selectiekader rond de tekst. U kunt de tekst schalen of schuintrekken door een greep te slepen. U kunt het selectiekader ook roteren.
Klik op de knop Vastleggen op de optiebalk.
Druk op de Enter-toets op het numerieke toetsenblok.
Druk op Ctrl+Enter (Windows) of Command+Return (Mac OS).
Selecteer een tool in de toolset, klik in het deelvenster Lagen, Kanalen, Paden, Handelingen, Historie of Stijlen, of selecteer een menuopdracht.
Wanneer u alineatekst invoert, lopen de regels met tekst door om binnen de afmetingen van het selectiekader te passen. U kunt verschillende alinea’s invoeren en opties voor alinea-uitvulling selecteren.
U kunt de grootte van het selectiekader wijzigen, waarna de tekst opnieuw wordt verdeeld over de ruimte binnen het nieuwe kader. U kunt het selectiekader aanpassen terwijl u tekst invoert of nadat u de tekstlaag hebt gemaakt. U kunt het selectiekader ook gebruiken om tekst te roteren, te schalen en schuin te trekken.
Sleep diagonaal om een selectiekader te definiëren voor de tekst.
Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u klikt of sleept om het dialoogvenster Tekstgrootte alinea weer te geven. Voer waarden in voor Breedte en Hoogte en klik op OK.
Klik op de knop Vastleggen op de optiebalk.
Druk op de Enter-toets op het numerieke toetsenblok.
Druk op Ctrl+Enter (Windows) of Command+Return (Mac OS).
Selecteer een tool in de toolset, klik in het deelvenster Lagen, Kanalen, Paden, Handelingen, Historie of Stijlen, of selecteer een menuopdracht.
De ingevoerde tekst verschijnt in een nieuwe tekstlaag.
Met de lorem ipsum-tekst kunt u snel een tekstblok vullen en de opmaak controleren.
Selecteer een teksttool en klik om de cursor in een bestaande tekstregel of een bestaand tekstvak in te voegen.
Kies Tekst > Lorem ipsum plakken.
U kunt punttekst ook transformeren in de bewerkingsmodus. Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt om een selectiekader rond de tekst weer te geven.
Als u de grootte van het selectiekader wilt wijzigen, plaatst u de aanwijzer op een greep (de aanwijzer verandert in een dubbele pijl ) en sleept u. Houd Shift ingedrukt tijdens het slepen om de verhoudingen van het selectiekader te behouden.
Als u het selectiekader wilt roteren, plaatst u de aanwijzer buiten het selectiekader (de aanwijzer verandert in een kromme dubbele pijl ) en sleept u. Houd Shift ingedrukt tijdens het slepen om te roteren in veelvouden van 15°. Als u het middelpunt van de rotatie wilt wijzigen, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt terwijl u het middelpunt naar een andere positie sleept. Het middelpunt mag buiten het selectiekader liggen.
Als u het selectiekader wilt schuintrekken, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleept u een van de middelste handgrepen. De aanwijzer neemt de vorm van een pijlpunt aan .
Als u de tekst wilt schalen tijdens het aanpassen van de grootte van het omsluitend kader, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt terwijl u een hoekgreep sleept.
Als u de grootte van het selectiekader wilt wijzigen vanuit het middelpunt, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en sleept u een hoekgreep.
U kunt punttekst omzetten in alineatekst om de doorloop van tekens binnen een selectiekader aan te passen. En als alle regels met tekst los van elkaar moeten staan, kunt u alineatekst omzetten in punttekst. Wanneer u alineatekst omzet in punttekst, wordt een regelterugloopteken toegevoegd aan het einde van elke regel met tekst (behalve de laatste regel).
Kies Tekst > Omzetten in punttekst of Tekst > Omzetten in alineatekst.
Wanneer u alineatekst omzet in punttekst, worden alle tekens gewist die niet in het selectiekader passen. U voorkomt dat tekst verloren gaat door het selectiekader zo aan te passen dat alle tekst zichtbaar is in het kader voordat u gaat omzetten.